Mozes gaat op weg naar het beloofde land
Mozes: Moest het volk uit Egypte leiden. God hielp Mozes daarbij.
God lijdt het volk Israël niet langs de kortste route, maar langs een omweg, omdat die weg veiliger is. God leidde hen naar de Rietzee. Nadat ze Sukkot hadden verlaten sloegen ze hun kamp op in Etam aan de rand van de woestijn. God ging het volk voor om hen de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom en ‘s nachts in een lichtend vuurzeil. Zo konden ze dag en nacht door gaan.
Toen het volk bij de Rietzee aan kwamen konden ze niet meer verder. De Heer zei: “ik zal ervoor zorgen dat de farao zo koppig zal zijn, dat hij hen zal achtervolgen”. Dan zal Ik aan de dat Ik de Heer ben. Dus gingen ze achter de Israëlieten aan, om hen terug te halen. De Egyptenaren haalden de Israëlieten in toen de Israëlieten voor de Rietzee waren ze vroegen God luidkeels om hulp. Het volk zeurden tegen Mozes waarom hebt u ons uit Egypte geleid, waarom laat u ons in de woestijn sterven. Mozes zei tegen het volk ”wees niet bang want de heer zal ons beschermen”. De Heer zei tegen Mozes: ”Waarom roep je Mij te hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder moeten trekken. Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten, zodat er twee muren ontstaan van water en er een droog pad ontstaat en jullie daar doorheen kunnen lopen. Toen liet Mozes de zee wijken, door zijn staf boven de zee uit te steken. Het water rees op als een muur en zo ontstond er een pad door de zee. De Egyptenaren achtervolgden hen. Het hele leger ging hen achterna. De Heer liet de wagens vastlopen in de modder, waardoor ze nauwelijks vooruit konden komen. Nadat de Israëlieten de zee hadden overgestoken. Moest Mozes van de Heer zijn arm boven het water uitstrekken en zo het water terug laten stromen, over Egyptische leger. Mozes gehoorzaamde en toen het dag werd stroomde de zee terug. Het hele Egyptische leger werd overspoeld met water, iedereen verdronk, niet één bleef in leven. Terwijl de Israëlieten allemaal veilig aan de kust van de zee stonden.
Ze kwamen in Sin-woestijn. Die ligt tussen Elim en de berg SinaÏ. Ze waren al twee en een halve maand onderweg. Ze hadden inmiddels al 3 dagen niks gedronken. Toen kwamen ze in Mara. Het water van Mara konden ze niet drinken om dat het zo bitter was. Het volk begon weer tegen Mozes te klagen. Maar God zorgde voor een wonder. Hij wees Mozes op een stuk houd dat hij in het water moest gooien en het water smaakte zoet.
Even later beklaagde het volk zich weer tot Mozes want ze hadden honger. God deed weer een wonder en liet het voedsel uit de hemel komen regenen.
Precies drie maanden na hun vertrek uit Egypte kwamen de Israëlieten in de Sinaï-woestijn. Kwamen ze bij de berg Sinaï. Daar gaf god de tien geboden aan Mozes het volk moest zich daar aan houden.
Even later toen ze weer verder gingen, hadden de Israëlieten weer dorst. Ze beklaagden zich weer bij Mozes. Mozes moest een rots bij Horeb aanraken. Maar Mozes raakte de rots niet aan maar hij sloeg er op waardoor God zei dat Mozes niet meer in het beloofde land mochten komen en het volk Israël ook niet. Ze moesten 40 jaar door de woestijn rondzwerven voordat de kinderen van het volk Israël het beloofde land in mochten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb