Later in de bijbel “woont” GOD in de tempel. Maar in de reis door de woestijn is die er nog niet en hoe neem je een tempel mee? Daarom maakten de Israëlieten een enorme tent: de tabernakel. 

In Exodus 25 vraagt GOD offers voor de tabernakel: 

  • Goud 
  • Zilver 
  • Koper 
  • Blauwpurperenroodpurperen en scharlakenrode wol 
  • Fijn linnen 
  • Geitenhaar 
  • Roodgeverfde ramsvellen 
  • Dassenvellen 
  • Sittimhout 
  • Olie voor de lamp 
  • Specerijen voor zalfolie 
  • Onixstenen en andere edelstenen 

Dit was allemaal om de tabernakel en alles daaromheen te maken. Twee mannen werden uitgekozen om de tabernakel te maken: Bezaleël en Aholiab. Toen gingen Bezaleël en Aholiab en alle andere vakkundige mannen de tabernakel maken. Daarna komen er meerdere hoofdstukken waarin wordt uitgelegd hoe de tempel wordt gemaakt, wat echter te lang is om uit te leggen. Wel weten we dat deze tent enorm was en behalve de tent zelf waren er ook allerlei attributen omheen. De tabernakel was verdeeld in drie delen: 

  • De voorhof: hier mochten priesters en normale mensen komen. 
  • Het heilige: hier mochten alleen priesters komen. 
  • Het heilige der heiligen: hier mocht alleen de hogepriester komen, een keer per jaar.